Het stroomdraagvermogen van een geïsoleerde geleider of kabel is de maximale stroom die deze continu kan transporteren zonder de nominale temperatuur te overschrijden.Het wordt ook wel ampaciteit genoemd.
Terwijl de kabels in bedrijf zijn, lijden ze aan elektrische verliezen die zich uiten in de vorm van warmte in de geleider, de isolatie en andere metalen componenten in de constructie.De stroomsterkte zal afhangen van hoe deze warmte wordt afgevoerd via het kabeloppervlak en naar de omliggende gebieden.De temperatuurbestendigheid van de kabel is een bepalende factor voor de stroombelastbaarheid van de kabel.De maximale temperatuurbestendigheid van de kabel wordt hoofdzakelijk bepaald door het isolatiemateriaal.
Door een omgevingstemperatuur als basis voor de omgeving te kiezen, is er een toegestane temperatuurstijging beschikbaar waaruit een maximale kabelbelasting voor een bepaalde omgeving kan worden berekend.Als de thermische weerstandswaarde van de materiaallaag in de kabelstructuur bekend is, kan de nominale stroom worden berekend.
De formule voor het berekenen van de huidige draagkracht is:
I = toegestane stroomsterkte
∆Φ = Geleidertemperatuurstijging in (K)
R= Wisselstroomweerstand per lengte-eenheid van de geleider bij maximale bedrijfstemperatuur (Ω/m)
Wd = diëlektrisch verlies per lengte-eenheid voor de isolatie rond de geleider (W/m)
T1= Thermische weerstand per lengte-eenheid tussen één geleider en de mantel (K m/W)
T2 = thermische weerstand per lengte-eenheid van het beddengoed tussen de mantel en het pantser (K m/W)
T3 = thermische weerstand per lengte-eenheid van de externe mantel van de kabel (K m/W)
T4 = thermische weerstand per lengte-eenheid tussen kabeloppervlak en omringend medium (K m/W)
n = aantal belastende geleiders in de kabel (geleiders van gelijke grootte en met dezelfde belasting)
λ1 = Verhouding tussen verliezen in de metalen mantel en totale verliezen in alle geleiders in die kabel
λ2 = verhouding tussen verliezen in de wapening en totale verliezen in alle geleiders in die kabel.